Familiegeschiedenis JANSSEN
Start | Welke nationaliteit? | Jonge vaandeldragers | Fotogalerij | Contact |
||
|
||
Inhoudsopgave
De eerste en tweede generatie: van Helden naar Tegelen De derde generatie: Andreas Janssen Pottenbakkers De vierde generatie: Josephus Laurentius Janssen Joseph Engels De vijfde generatie: Andreas Arnoldus Janssen Naar Deventer De pottenbakkerij De zesde generatie De zevende generatie De achtste generatie De familie Koolhof De familie Engels De familie Bernards Andere zijtakken Overige informatie |
De verhuizing naar Deventer
In Deventer heerst aan het eind van de 19de eeuw een levendige
bedrijvigheid op aardewerkgebied. Naast de kleinere bedrijven van L.J
Grolleman en G.W.S. Nierdt zijn er twee grotere: die van G.J. Hamer en
van H.F. Hamelberg en Co. Alle vier bedrijven beschikken over een
stoommachine. Andreas Arnoldus vindt, na we veronderstellen, werk bij
Hamer. Hij werkt er als meesterknecht. In 1889 verkoopt Hamer zijn
bedrijf aan I.C.F. Laurillard en het krijgt de naam Deventer
IJzeraardenbuizen- en Terracottafabriek. Het is een modern bedrijf, zie
het artikel uit het Deventer Dagblad van 25 oktober 1915 (bijlage).In 1892 probeert Andreas Arnoldus zich te vestigen als zelfstandig pottenbakker. Hij dient een aanvraag in bij de gemeente Deventer om een bedrijf te beginnen in de Bloemstraat op de Worp, aan de overkant van de IJssel. Een excerpt uit zijn aanvrage: "Ondergeteekende A A JansSen neemt bij deze de vrijheid Uwe Vergadering beleefdelijk te verzoeken hem wel vergunning te willen verleenen tot het oprichten en in gebruik stellen van een pottenbakkersoven in zijn tuin in de Bloemstraat, Kadastraal Sectie D.N. 118, gemerkt N. 12. Hier nevens zijn gevoegd plattegrondteekening en plaatsbeSchrijving in duplo. Kerken, scholen of inrichtingen voor ziekenverpleging zijn binnen de omtrek Van 200 meter niet aanwezig." De gemeente ligt evenwel dwars. De aanvrage wordt vanwege milieuoverwegingen afgewezen. Een excerpt uit het advies van de gemeentelijke bouwmeester aan B&W: "Tegen dit verzoek bestaat mijns inziens bezwaar omdat door het stellen van voorwaarden niet kan voorkomen worden het bepaalde in art 11 der wet van 2 juni 1875 Staatsblad N 95. In het aangevraagde geval zou toch alleen door het Gemeente bestuur een voorschrift voor het maken van den schoorsteen en de hoogte daarvan, alsmede de brandstof waarmede de oven gestookt mag worden kunnen gegeven worden, maar dit kan niet afdoende worden geacht omdat bij ongunstigen wind de dampen en rook nederslaan en met den grond in contact komen. Wel zijn er invloeden die ook schadelijk zijn voor de planten en gewassen der daar wonende tuinlieden. Zooals het varen van sleepbooten door den IJssel met oosten of noordoosten wind; de rook en gassen van de plantenkasten der tuinlieden zelve doch deze zijn van meer voorbijgaande aard en kunnen niet gelijk gesteld worden met een pottenbakkers oven waarin op sommige tijden eenige dagen en nachten achtereenvolgens wordt gestookt. " Ga naar de volgende pagina. |
Stamboom
|